OntwikkelingsfasesOntwikkelingsfases

Het sociale gedrag van onze honden is niet aangeboren, het is wel in aanleg aanwezig, maar moet door leerprocessen ontwikkeld worden. De hond krijgt, net als de mens, bij de geboorte bepaalde erfelijke eigenschappen mee, die van invloed zijn op zijn gedrag. Daarnaast doorloopt hij een aantal ontwikkelingsfasen, die minstens evenveel invloed uitoefenen op zijn latere gedrag. Om dit gedrag te begrijpen worden deze ontwikkelingsfasen hieronder een voor een belicht.

FASE 1: De eet- en slaapfase
(Geboorte tot en met 3e week)

In deze periode doet de pup niets anders dan groeien, slapen, wat rondkruipen om de tepel te vinden, drinken en ontlasten. De moederhond masseert door likken de buikjes van de pups om het ontlasten te bevorderen. Een pup is bij de geboorte nog niet helemaal af, de hersenen zijn nog niet helemaal ontwikkeld, de oogjes en oortjes zijn nog gesloten. De reuk- tast- en temperatuurzintuigen werken wel al. De pup kent in deze periode ook nog geen angst. Om warm te blijven kruipen ze lekker dicht tegen elkaar aan. Dit wordt het contactliggen genoemd. Verder is er tussen de pups nog geen sociaal contact onderling. Ze kunnen wel piepen als ze te ver van elkaar zijn verwijderd en hun lichaamswarmte niet meer voelen, zij piepen dan erbarmelijk de moederhond zal hierop reageren en de pups in het nest terug leggen. Op de 12e of 13e dag gaan de oogjes open, zien doen ze echter pas rond de 18e dag. Omstreeks die tijd gaan ook de oortjes open en ontwikkelt het reukvermogen zich verder. Vanaf de 20e dag komt het melkgebit door.

FASE 2: De inprentingsfase
(De 4e tot en met de 7e week)

Deze fase wordt vooraf gegaan door de overgangsfase 21e t/m 28e dag.
De pup ontwikkelt zich nu razendsnel, vanaf het moment dat hij hoort en ziet, begint hij op zijn omgeving te reageren. In deze periode leert hij wie en wat hij zelf is en wat zijn soortgenoten zijn. Hij zal nu veel contact met mensen moeten krijgen en veel moeten worden geknuffeld, zodat hij de geur van mensen in zich op kan nemen om ze als soortgenoot te leren kennen.

Na de 28e dag begint de eigenlijke inprentingsfase. Het is gebleken dat alle indrukken die de pups in deze tijd opdoen voorgoed in zijn geheugen worden opgeslagen, ze vergeten deze hun hele leven niet meer!!!! Het inprenten kan alleen in deze periode gebeuren, het kan daarna nooit meer worden ingehaald!!!! Juist daarom moeten ze in deze periode veel in contact komen met mensen en in alle soorten en maten. Ook met andere dieren met ander geuren en geluiden. Ze proberen alles uit, ze onderzoeken van alles en op bijna alles wordt gekauwd. Ze besnuffelen elkaar en de omgeving, waardoor ze leren kennen. Er wordt veel gespeeld met de nestgenootjes. Zoals het prooi besluipen, het prooischudden, rangorde spelletjes en paringsgedrag. De bijter leert bovendien de grenzen van het spel kennen en hij leert iets over de kracht van zijn eigen kaken. Alles wordt spelenderwijs geoefend en geleerd in deze periode. Alle in deze tijd beleefde ervaringen worden op latere leeftijd als normaal ervaren. Pups die in deze periode geïsoleerd opgroeien, zodat ze geen of weinig contact met andere honden hebben, zullen later altijd problemen ondervinden. Ze vinden ze eng en weten niet wat ze er mee moeten doen, ze zullen zich t.o.v. hen A-SOCIAAL gedragen. Hetzelfde geldt voor pups die geen of weinig ervaring met mensen hebben opgedaan in de inprentingsfase. Ze zullen bang zijn voor deze, misschien wat vreemde soortgenoten. Omdat de inprenting voor de meeste rassen ongeveer met de 8e levensweek is voltooid, is het de verantwoordelijkheid van de fokker dat dit op een goede manier gebeurt. Helaas is niet iedere fokker zich hiervan bewust, of het interesseert hem niet. Er zijn nog altijd broodfokkers en puppy-fabrikanten, ras, leeftijd etc. niet van belang zijn. Deze fokker zal met de inprenting van zijn producten ook wel niet zo nauw kijken!!!! Gelukkig zijn er ook goede fokkers die hun verantwoordelijkheden wel kennen. Tussen de 3e en de 5e week gaat de pup overal frank en vrij op af zonder angst voor mensen, dingen en dieren. Na de 5 weken reageert hij voor het eerst met angstreacties, hij herstelt zich echter vrij snel. Later zal dit herstellen langer duren. Als de pup 7 weken oud is, zijn het toenaderingsgedrag en het vluchtgedrag in evenwicht, daarna neemt het toenaderingsgedrag af en het vluchtgedrag toe. Rond de 12e week is dit proces voltooid en vanaf die tijd zal de pup onbekende en nieuwe zaken met terughoudendheid onderzoeken. U begrijpt dat een pup die geïsoleerd opgegroeid is en pas na de 12e week naar de eigenaar toegaat, overal bang voor is en snel in paniek zal raken.

hebepups35wk2012f1A
Ontwikkelingsfases
Ontwikkelingsfases
Ontwikkelingsfases

FASE 3: De socialisatiefase
(De 8e tot en met de 12e week)
De pups worden onafhankelijker van de moederhond en zijn nu goed in staat om vast voedsel te eten, ze zullen nog maar nauwelijks bij de moederhond drinken. Voor de meeste rassen is de 7e of 8e week de beste tijd om naar hun nieuwe huis te gaan. Het is nu de taak van de nieuwe baas om zijn jonge hond overal mee naar toe te nemen en te laten wennen aan alles waar hij in zijn latere leven mee te maken krijgt. Hoe meer de pup in aanraking komt met dingen en situaties in deze periode des te beter zal hij zich kunnen handhaven in onze mensenmaatschappij. Ook aan bepaalde (be-) handelingen moet hij gewend raken, zoals: borstelen van de vacht, op tafel zetten, boodschappen doen op de markt, of in het winkelcentrum en wat nog meer belangrijk is in uw situatie. Traplopen op deze leeftijd mag nog niet i.v.m. het beschadigen van de spieren pezen en gewrichten. De hond moet eerst uitgegroeid zijn. Om te voorkomen dat traplopen later een probleem wordt (niet durven), gaat hij onder begeleiding en aangelijnd een of twee keer de trap op en af in deze periode. De gewenningsoefeningetjes hoeven maar kort te duren en zijn gemakkelijk te variëren. De pup moet nog veel slapen in deze periode, het opdoen van indrukken is een vermoeiende bezigheid en hij moet ze rustig kunnen verwerken
Het uitgaan per keer duurt niet langer dan 5 min. per levensmaand. Terwijl de zindelijkheidstraining begint, kunnen we hem bijbrengen waar hij wel en waar hij niet aan mag komen of op mag kluiven. Spelenderwijs worden hem de basisoefeningetjes aangeleerd zoals: meelopen zonder te trekken, komen, zitten, liggen en even wachten. Dit wordt afgewisseld met spel. Hij moet leren niet bang te zijn voor normale dingen. Schrikt hij, leidt hem dan af met wat lekkers of en speeltje en neem hem mee naar dat gene waar hij van geschrokken is om hem te laten zien dar er niets aan de hand is. Het is uitermate belangrijk dat de pup niet wordt getroost als hij schrikt, hij zal de troostende woorden en het aaien als een bevestiging zien voor zijn angst. De volgende keer zal hij nog erger schrikken dan deze keer en er steeds banger van worden.
U heeft hem immers geleerd dat het echt heel erg eng is. Tussen de 8 en de 10 weken beleeft de pup een periode van emotionele instabiliteit, waarin gemakkelijk angstindrukken worden bevestigd. Raadzaam is het om samen met uw pup naar een puppycurses te gaan, U leert dan ook hoe u om moet gaan in dit soort situaties en de pup leert nog steeds omgaan met zijn soortgenootjes!!!!

FASE 4: De jeugdfase
(De 13e week tot en met de 9e maand.)
Als het goed is kent de hond nu zijn plaats in de roedel (het gezin). Als hij voldoende leiding krijgt is hij een vrolijke en tevreden huisgenoot, er heerst rust in de roedel en de jonge hond voelt zich veilig. Toch kunnen juist in deze periode, sommige honden de neiging krijgen hogerop de sociale ladder te willen komen, hij wordt wat zelfbewuster en probeert eens uit hoever hij kan gaan. Hij komt niet meer direct als hij wordt geroepen, hij is ineens een oefening vergeten, hij gromt eens als er iemand in de buurt van zijn volle voerbak of bot komt, hij gromt of probeert weg te lopen als het borstelen te lang duurt. Het is in deze periode belangrijk dat u consequent blijft. Regels zijn Regels en daar heeft de hond zich aan te houden. En er is er maar een die gromt en dat is de baas en dat bent U!!!! Er zijn jonge honden, die als ze dan gestraft worden, piepen en gillen, alsof ze afgemaakt worden. Niets van aantrekken, want hij stelt alles in het werk om u met straffen te laten stoppen. Als dit de hond lukt, heeft u verloren. Nee, zijn plaats in onderaan in de roedel en dat moet zo blijven. Als u een goede verstandhouding had met u pup in de vorige fasen, dan zal dit uitdagen snel afgelopen zijn of zelfs niet voorkomen. Rond de leeftijd van 4 a 5 maanden beleeft de hond een tweede angstperiode (de eerste vond plaats tussen de 8 en 10 weken). Zelfs als de hond goed gesocialiseerd is en geen angst heeft voor mensen, kunnen heftige reacties optreden op veranderingen in de vertouwde omgeving. B.v. bij verhuizing, vreemde mensen, vreemde geurtjes enz. Het is van allergroots belang, dat de hond in deze periode van emotionele instabiliteit zoveel mogelijk onaangename ervaringen bespaard worden. Lichamelijke straffen zijn nog meer uit den boze dan anders, aangezien de mogelijkheden van de hond tot het verwerken van spanningen nu beperkt zijn en de nawerking ervan groot zal zijn. In deze periode groeit de hond naar zijn puberteit en aan het einde daarvan is de hond geslachtsrijp. Reuen proberen tijdens het plassen hun poot op te tillen. Teefjes worden voor het eerst loops.

FASE 5: De groei naar volwassenheid
(De 9e maand tot en met het 2e jaar of langer.)
Op de leeftijd van 10 maanden heeft de hond zijn schofthoogte bereikt. Als de rangorde niet is vastgesteld, zal hij vaak op de leeftijd van ongeveer tweeëneenhalf jaar weer een greep naar de macht proberen te doen, zeker als hij voor die tijd geen leiding heeft gehad. Hij beseft nu dat de groep een duidelijke leider nodig heeft om te kunnen overleven (dit gedrag is aangeboren).

Gelukkig weet u intussen beter, en voelt uw hond zich veilig en vrolijk onder uw leiding!!!!